De gewone cipres of de mediterrane cipres (Cupressus sempervirens) is een vaak voorkomende plant in Italië, maar is waarschijnlijk niet inheems, ook al vormt het vandaag één van de meest kenmerkende soorten van het schiereiland.
Het perfect herkenbare silhouet van deze naaldboom is vooral in midden Italië een essentieel kenmerk van de fysionomie, een iconisch deel van het landschap.
In Italië is de cipres een symbool geworden van het Toscaanse heuvellandschap. Na de Etruskische en Romeinse periode kende de cipres een nieuwe grote verspreidingsfase rond 1400, toen de adellijke families en de grote landbouwers aanzetten tot het planten ervan in de tuinen en op hun grondeigendom. Geïsoleerde exemplaren, cipressen langs lanen of in kleine groepjes, in de nabijheid van villa’s, kerken, kastelen of kruispunten dienden vaak als referentiepunt voor reizigers. Het hout van de cipres raakte bovendien beter ingeburgerd voor het maken van ramen en meubels, dankzij de typische weerstand ervan en omwille van de harsgeur die ook na vele jaren nog afgegeven wordt.
In het Fransiscanenklooster Santa Croce in Villa Verucchio (Rimini) bevindt zich één van de oudste cipressen van Italië. De legende vertelt dat San Franciscus er in de 13de eeuw, tijdens zijn reis in de provincie Rimini, de pelgrimsstaf geplant heeft die hem tijdens de reis ondersteund had en dat deze staf op wonderbaarlijke wijze wortel schoot en een cipres deed ontstaan die geschiedenis zou schrijven. De Cipres van San Franciscus, 700 jaar oud, is 25 meter hoog en heeft een grondomtrek van 5 meter.