In het euro-mediterrane gebied tellen we ongeveer 22 verschillende soorten lavendel, waarvan de volgende het meest verspreid zijn op het Italiaanse grondgebied: L. spica, L. stoechas, L. angustifolia, L. dentata, L. multifida. De naam is afkomstig van het Latijnse “lavare” [wassen] en verwees naar het feit dat deze soorten in de oudheid vaak gebruikt werden om het lichaam te reinigen.
De bloeiperiode van lavendel loopt van juni tot juli, maar kan verschillen afhankelijk van de regio en de meteorologische omstandigheden in het gebied.
Al in de oudheid was lavendel bekend om zijn verdovende eigenschappen en als plant die spierpijn kan helpen verlichten.
In de 16de eeuw kende lavendel zijn hoogtepunt in de cosmetica en de parfumerie. In de elizabethaanse tijd droegen vrouwen inderdaad vaak zakjes met gedroogde bloemen van de lavendelplant, om zichzelf en hun kledij te parfumeren.
Vaak denken we bij lavendelvelden aan landschappen uit de Provence, die zonder twijfel iconisch en sterk representatief voor deze geografische zone zijn, maar ook in een groot deel van Italië heeft deze plant zich kunnen verspreiden. In de Alpen en de Apennijnen groeit lavendel in het wild vanaf een hoogte van 300m tot rond de 1000m en wordt het ook gekweekt in uitgestrekte velden van landbouwbedrijven of binnen het agritoerisme. De bedrijven halen essentiële oliën en cosmetische producten uit deze plant of gebruiken ze voor de voedselvoorziening.
Vandaag is het een frequent aanwezige plant in de mediterrane tuin, vaak gecombineerd met andere aromatische planten.